Laatst bewerkt op: 15-04-2024

Voorbeeldproject - Bermmaaisel als bodemverbeteraar op Brabantse akkers

Locatie

Vijftien onderzoeksplots op zandige akkers  in de provincie Noord-Brabant en Gelderland.

Omschrijving

In Noord-Brabant en Gelderland worden op vijftien akkers op hoge zandgronden geëxperimenteerd met het gebruik van bermmaaisel als bodemverbeteraar. Het organische stofgehalte in akkers op hoge zandgronden is gedaald als gevolg van het gebruik van kunstmest en drijfmest. Deze meststoffen zijn weliswaar rijk aan voedingsstoffen, maar arm aan organische stof, waardoor de bodem gevoeliger wordt voor uitdroging en opgebrachte gewasbeschermingsmiddelen. Daarnaast spoelen meststoffen sneller uit naar het grondwater en het oppervlaktewater, waardoor de waterkwaliteit daalt en aangrenzende landschapselementen vermesten.

Afvoeren van het bermmaaisel, zoals nagestreefd in het ecologisch bermbeheer langs veel rijks- en provinciale wegen, zou de bloemrijkdom in het landelijk gebied ten goede komen. Op het moment brengt dit ecologisch beheer echter teveel kosten met zich mee omdat het maaisel gezien wordt als afvalproduct of (te) ver van de bron getransporteerd moet worden naar een composteerbedrijf. Gebruik van het bermmaaisel als bodemverbeteraar op de akkers zou een duurzame oplossing voor akker en berm kunnen betekenen met lage kosten voor de boer. Echter is er nog weinig bekend over de gedetailleerde reacties in de bodem en gewas na opbrengen bermmaaisel op lange termijn. Deze toepassing moet daarom nog grondig in realistische situaties worden onderzocht.

In dit project worden verschillende maaiselbehandelingen getest op vijftien reguliere akkers op zandgrond in de provincie Noord-Brabant en Gelderland verspreid over drie  clusters: 1 cluster in Oost-Brabant in de gemeente St. Anthonis, 1 cluster meer naar het westen op de grens tussen de waterschappen Dommel en Brabantse Delta en cluster Gelderland is meer verspreid over de provincie. In elke akker worden tien proefvlakken van 10 x 10 m aangelegd. Elk proefvlak zal een van de onderstaande vijf maaiselbehandelingen krijgen, elk in combinatie met een van de twee hoofdgewassen vroege mais en wintertarwe. Gedurende de looptijd van de studie zullen deze gewassen in successie op hetzelfde veldje geteeld worden. De maaiselbehandelingen zijn: I) geen maaisel (controle), II) vers maaisel met lage koolstof:stikstof verhouding, III) vers maaisel met hoge koolstof:stikstof verhouding, IV) gecomposteerd (zomer)maaisel en V) Bokashi van (zomer)maaisel. Het maaisel wordt jaarlijks in het najaar na de oogst opgebracht en ingewerkt in de bovenste vijftien centimeter.

Dit wordt drie keer herhaald en door de jaren heen wordt er gemeten aan bodem en gewas. De uitgangssituatie in iedere akker is vastgelegd in het najaar van 2019.
Naast het meerjarige veldexperiment wordt er een potexperiment in Wageningen uitgevoerd om nog verder naar de bodemprocessen te kijken.

De kaart toont met groene labels alle locaties waar in het veld wordt geëxperimenteerd. Het oranje label geeft de locatie weer waar het bermmaaisel vandaan komt. Het blauwe label toont de locatie van de WUR.

Initiatiefnemer

Prof. Dr. David Kleijn, Plantenecologie en Natuurbeheer, Wageningen Universiteit
Dr. Juul Limpens, Plantenecologie en Natuurbeheer, Wageningen Universiteit
Prof. Dr. Ir. Gerlinde De Deyn, Bodembiologie, Wageningen Universiteit

Uitvoerende promovendus; Maartje van der Sloot, Plantenecologie en Natuurbeheer, Wageningen Universiteit

Deelnemende partijen en financierders;
Provincie Noord-Brabant
Provincie Gelderland
Waterschap De Dommel
Waterschap Aa en Maas
Waterschap Brabantse Delta
Gemeente Sint Anthonis


Jaar van realisatie

In het voorjaar van 2019 werd er gestart met het project, dat tot en met 2022 loopt.

Klimaatwinst

Om de klimaatwinst te bepalen, vergelijken we de verwerking van bermmaaisel met de situatie waarin het maaisel achterblijft in de berm. We gaan er daarbij van uit dat een zeer kleine fractie voor langere tijd opgeslagen blijft in de bodem, omdat het maaisel niet wordt ondergewerkt. Onderstaande figuren tonen de CO2-balans van het onderwerken van bermmaaisel als bodemverbeteraar en de CO2-balans bij compostering van het bermmaaisel. De CO2-balans bij achterlaten van het maaisel na het maaien wordt ook weergegeven als referentie. Er wordt uitgegaan van de opbrengst van bermmaaisel bij het maaien van 1 hectare (ca. 9,9 ton versgewicht, waarin 7,9 ton CO2-eq ligt opgeslagen).

Na compostering van het bermmaaisel wordt de compost ook ondergewerkt op een akker. Hierdoor is de hoeveelheid CO2-eq die wordt opgeslagen in de bodem gelijk bij beide verwerkingen. De emissie van fossiele brandstof die nodig is bij beide bewerkingen is echter lager bij het onderwerken op een lokaal bedrijf. Dit komt vooral door de kleinere transportafstand. Bij onderwerken van maaisel of compost op de akker wordt een bescheiden extra hoeveelheid CO2 opgeslagen ten opzichte van achterlaten in de berm. Deze extra opslag is iets hoger dan de extra uitstoot door transport en onderwerken, maar dit is sterk afhankelijk van de aanname over de fractie CO2 die wordt vastgelegd in de verschillende situaties. De directe winst van dit project zit vooral in het verhogen van de biodiversiteit in de bermen en het verbeteren van de bodemgesteldheid van de akkers.

De focus bij dit project ligt dan ook op het onderzoeken van de ecologische effecten van de verschillende behandelingen. Op termijn biedt dit project echter ook mogelijkheden om te onderzoeken of de verschillende behandelingen leiden tot een verschillend koolstofgehalte in de bodem.

Voorbeeldproject: Bermmaaisel als bodemverbeteraar