Spontane bosontwikkeling
Wat houdt het in
Vaak wordt bij bosuitbreiding gedacht aan het aanplanten van nieuwe bossen, maar nieuw bos kan ook gerealiseerd worden door spontane bosuitbreiding. Bij dit natuurlijke proces bepaalt niet de mens welke soorten er worden aangeplant, maar bepaalt de natuur welke soorten zich vestigen. Natuurlijke verjonging is daarbij ook een vorm van spontane bosontwikkeling, maar dit relateert in de regel aan bestaand bos. In deze maatregel ligt de focus op de spontane ontwikkeling van bos op gronden die eerder geen bos waren.
Bijdrage aan klimaatmitigatie
Nieuwe bosaanplant legt gemiddeld 4,6 ton CO2 per ha per jaar vast in de eerste 10 jaar na aanplant. Hierna neemt dit toe tot 9,1 ton CO2 per ha per jaar. De precieze vastlegging is echter sterk afhankelijk van het bodem- en bostype. Hoeveel koolstof er vastgelegd wordt bij spontane bosontwikkeling, is lastig te bepalen. De vastlegging is heel variabel doordat het heel onvoorspelbaar is hoe spontane bosontwikkeling gaat verlopen. Als richtlijn wordt er bij spontane bosontwikkeling van uitgegaan dat de koolstofvastlegging varieert tussen de 20 en 100% ten opzichte van de koolstofvastlegging bij aangeplant bos. Dit houdt in een vastlegging van 0,9 tot 4,6 ton CO2 per ha per jaar in de eerste 10 jaar en daarna 1,8 tot 9,1 ton CO2 per ha per jaar. De onzekerheid is hierbij groot, bij gebrek aan onderzoeksresultaten voor spontaan ontwikkeld bos.
Bijdrage aan klimaatadaptatie
Door klimaatverandering zal het bos meer te maken krijgen met bijvoorbeeld extreme droogte. Een groot voordeel van spontane bosontwikkeling is het beter ontwikkelde wortelstelsel van de jonge bomen in vergelijking met de afgepende wortels van kwekerijplantsoen. Dit geldt in het bijzonder voor boomsoorten die een penwortel vormen, zoals eiken. Zeker in de eerste levensjaren van de bomen heeft spontaan ontwikkeld bos hierbij een belangrijk voordeel ten opzichte van aangeplant bos.
Kosten en baten
Spontane bosontwikkeling brengt in principe weinig inrichtingskosten met zich mee. Om de spontane bosontwikkeling beter op gang te helpen, kunnen er wel beheeringrepen genomen worden. Denk bijvoorbeeld aan het (pleksgewijs) verwijderen van de bovenste bodemlaag of opzij schuiven van de kruid- en strooisellaag, waarmee de grond geschikter gemaakt wordt voor de vestiging van struik- en boomsoorten, of aan het maaien en afvoeren van de voormalige vegetatie, zoals grassen.
Daarnaast zal er rekening gehouden moeten worden met eventuele afwaardering van de grond als er zich op termijn een bos ontwikkelt. Wanneer de bosontwikkeling bijvoorbeeld op landbouwgrond plaatsvindt, zal er een eenmalige afwaardering plaatsvinden van gemiddeld €52.100,- per hectare.
Zie voor meer informatie over de kosten van afwaardering het hoofdstuk ‘Nieuwe bossen’ in de Factsheets Kostenindicatie.
Overige effecten
Een spontaan ontwikkeld bos heeft, zeker in de eerste jaren, een ander uiterlijk dan een aangelegd bos. Bij bosaanleg wordt er omwille van efficiëntie bijna altijd in rijen geplant, waar er bij spontaan ontwikkeld bos een veel onregelmatiger patroon kan ontstaan. Met plekken met hogere bomen en ook laagtes en open plekken die pas later gekoloniseerd worden. Deze structuurdiversiteit biedt voordelen een grotere verscheidenheid aan microhabitats, wat goed is voor de natuurwaarde. Daarnaast is deze diversiteit ook goed voor de recreatiewaarde van het bos.
Waar er bij bosaanleg meer mogelijkheden zijn om specifiek te kiezen voor boomsoorten die een hoge houtproductie- en houtkwaliteitswaarde hebben, is houtproductie ook in spontaan ontwikkeld bos mogelijk. Al in de jeugdfase kunnen met kleine ingrepen individuen met een goede stamkwaliteit worden bevoordeeld.
Nieuwe bossen leveren daarnaast nog veel andere ecosysteemdiensten. Zo kunnen ze bijdragen aan bestuiving, plaagbestrijding, waterregulatie, en eerder genoemde klimaatmitigatie & -adaptatie. Bijdrages aan fysieke én mentale gezondheid zijn net als recreatie voorbeelden van culturele diensten die bossen leveren. Hiernaast spelen bossen een belangrijke rol bij de ondersteunende ecosysteemdiensten, zoals de nutriëntenkringloop en bodemvorming.
Aandachtspunten en risico’s
De snelheid van spontane bosontwikkeling en de bosstructuur die ontstaat, zijn onzeker. Vooral het zaadaanbod, de groeiplaats, de klimaatomstandigheden, het historisch grondgebruik en natuurlijke processen die de bosontwikkeling positief of negatief beïnvloeden, zoals wildvraat, zijn hierin leidend.
Het zaadaanbod wordt bepaald door de aanwezige zaadbank in het gebied en door de in de omgeving aanwezige zaadbronnen. De natuurlijke verspreidingswijze, de vruchtbaarheid, afstand en kwaliteit van zaadbronnen spelen allen een rol. Zo zijn bijvoorbeeld gebieden waarbij zaadbronnen verder weg staan afhankelijk van struik- en boomsoorten die over een grotere afstand verspreid kunnen worden. Daarnaast zijn zaden ook een voedselbron voor dieren en kunnen dieren ook invloed hebben op het zaadaanbod en ook op de verspreiding van zaden.
Het historisch grondgebruik speelt een grote rol bij spontane bosontwikkeling. Voormalige landbouwgronden hebben vaak veel nutriënten en mineralen in de bodem. Dit kan tot gevolg hebben dat zich een sterke ruigtevegetatie ontwikkelt, die het voor struik- en boomsoorten lastig maakt om te kiemen. Ook dikke grasmatten kunnen het kiemen bemoeilijken en spontane bosontwikkeling in voormalige graslanden gaat hierdoor meestal erg langzaam. Bosontwikkeling op kale bodems van voormalige akkers komt daarentegen vaak sneller op gang komt.
Grote grazers en wild kunnen bijdragen aan het doorbreken van dominanties van ruigtes of gras. Door het graasgedrag kunnen de grazers voor open plekken in de dominante vegetatie zorgen. Dit biedt meer mogelijkheden voor struik- en boomsoorten om te kiemen. Maar grazers zoals herten en snoeiers zoals reeën kunnen ook een negatieve invloed hebben op spontane bosontwikkeling door vraat aan de struik- en boomsoorten. Kijk bij de maatregel ‘preventie wildschade’ om te zien wat er gedaan kan worden aan deze negatieve invloeden.
Tot slot bepalen ook de sterfte van zaden en zaailingen en het seizoen waarop een terrein verlaten wordt de voortgang en de samenstelling van spontane bosontwikkeling. Verschillende struik- en boomsoorten kiemen op verschillende momenten. De tijd van het jaar waarin de spontane bosontwikkeling start heeft dus invloed op de soortensamenstelling in het gebied.