Kwantificeren broeikasgasbalans in natte natuur
Wat houdt het in
Er is een groeiend belang om van alle typen landoppervlak de bijdrages aan de broeikasgasbalans te kwantificeren. Voor landelijke en internationale rapportage is het nodig om goed onderbouwde broeikasgas-kengetallen te produceren voor de diverse sectoren en landschapstypen. De broeikasgasbalans betreft opname en uitstoot van CO2 en CH4, en uitstoot van N2O. CO2 wordt in natuur opgenomen bij fotosynthese en groei van planten, en uitgestoten door dezelfde planten, maar ook door bodemorganismen, dieren en via chemische oxidatie van organische stof.
In een ecosysteem waar de biomassa toeneemt, wordt over het algemeen netto CO2 vastgelegd, en omgekeerd is een degraderend systeem of een systeem waar de bodem is verstoord vaak een bron van CO2 naar de atmosfeer. Methaan wordt meestal uitgestoten in zuurstofloze, natte omgevingen (bijvoorbeeld moerassen), en in mindere mate weer geoxideerd (dus opgenomen) waar de bodem zuurstofrijk is. N2O wordt vooral uitgestoten in (te) voedselrijke omgeving, en is voor natuurgebieden waarschijnlijk minder relevant.
Bijdrage aan klimaatmitigatie
Het kan nuttig zijn om beheersmaatregelen, gericht op het verminderen van broeikasgas-uitstoot, te evalueren met directe metingen van de broeikasgasbalansen in betrokken gebieden. Bijvoorbeeld in Green-Deal maatregelen zal men moeten kunnen aantonen dat genomen maatregelen ook echt werken. Daaraan gekoppeld kan het belangrijk zijn om de bijkomende effecten van beheer te monitoren, zoals veranderende waterbalansen, zich uitend in verdamping.
Figuur 1: schematische groepering van beschikbare methoden voor broeikasgas-bepalingen.
Benamingen wijken hier en daar af van wat er in deze notitie besproken wordt: ‘ Box’ is bijvoorbeeld equivalent met ‘Kamer’ metingen (Uit Hensen et al, 2010).
Zowel voor het kwantificeren en monitoren van broeikasgasbalansen als voor het evalueren van beheersmaatregelen in het veld is er een reeks methoden beschikbaar die (vrijwel) niet-destructief, niet-invasief en (semi-) automatisch zijn. Deze methoden richten zich op het direct meten van de ‘flux’ van de betreffende gassen van het oppervlak naar de lucht erboven, en omgekeerd. Het is nuttig om zulke metingen te combineren met waarnemingen aan omgevingsfactoren en/of remote-sensing informatie, om interpolatie en extrapolatie te vergemakkelijken. Figuur 1 geeft een schematisch overzicht van zinvolle benaderingen afhankelijk van de tijd -en ruimteschaal waarop er gekwantificeerd moet worden. De uitdaging met dergelijke methoden is in natuurgebieden, anders dan in landbouwgebied, over het algemeen dat natuur zeer divers, dynamisch en ruimtelijk heterogeen is, zowel in begroeiingstype als in hoogte van de vegetatie. Een goede bemonsteringsstrategie is essentieel.
Voor de heterogene en natte natuurgebieden meetlocaties lijken metingen op basis van eddy covariantie het meest geschikt. Dergelijke metingen zouden voor een periode van minstens een jaar, inclusief de winterperiode, moeten worden uitgevoerd. Een enkel meetjaar geeft een eerste indicatie van de grootte van mogelijke verschillen en geeft een grootte-orde van de broeikasgasbalans. Verschillen van jaar tot jaar kunnen echter belangrijk zijn. Het ene jaar kunnen verschillen tussen locaties groter zijn dan het andere jaar, bijvoorbeeld als het ene jaar extremer is in temperatuur of droogte dan het andere. Metingen gedurende meerdere jaren geven dus een (veel) nauwkeuriger kwantificering van zowel de balans als de verschillen, vooral als de meetjaren de jaarlijkse variatie in weersomstandigheden min of meer dekken.
Meer lezen