Laatst bewerkt op: 19-04-2024
Voorbeeldproject – Koolstof in bosbodems
Locatie
Wageningen University & Research
Initiatiefnemer
Anjo de Jong (WUR)
Omschrijving
In het najaar van 2020 zijn op 143 locaties bodemmonsters genomen, met als belangrijkste doel om de koolstofvoorraden in de bosbodems te bepalen. Daarnaast zijn ook stikstofvoorraden en fosforvoorraden bepaald. Kennis van ontwikkelingen in de bodemkoolstofvoorraad biedt inzicht in welke maatregelen genomen kunnen worden om de koolstofopslag in bosbodems, en zo de bijdrage van bossen aan klimaatmitigatie, te vergroten.
Bij de bemonstering zijn vier lagen onderscheiden:
- de LF-laag, dit is het bovenste deel van de humuslaag, met de L-laag met de nog herkenbare plantendelen en de F-laag waarin de plantendelen zijn verkleind (gefragmenteerd);
- de H-laag, waarin organisch materiaal (vrijwel) volledig is gehumificeerd;
- 0 - 30 cm minerale bovengrond;
- 30 - 100 cm minerale ondergrond.
De bemonstering is uitgevoerd bij grove den, Douglas spar, zomereik en berk, op humus- en moderpodzolen en vaaggronden, waar mogelijk van nat tot droog. Dit onderzoek wordt in 2021 nog uitgebreid met andere boomsoorten, zoals beuk.
Dikte van de strooisellagen
De dikte van de strooisellagen bedraag voor de vier hoofdboomsoorten gemiddeld 4,4 cm voor de LF-laag en 2,4 cm voor de H-laag. De naaldboomsoorten grove den en Douglas hebben een duidelijk dikkere LF-laag dan eik en berk (zie onderstaande figuur). In het algemeen lijken de diktes van de LF-laag te zijn afgenomen ten opzichte van 1990, terwijl die van de H-laag is toegenomen. Een dunnere LF-laag duidt op een snellere afbraak strooiselomzetting. Bij grove den en Douglas komt dit mogelijk mede doordat er meer bijmenging is van loofboomsoorten in de ondergroei ten opzichte van 1990.
Koolstofvoorraden
De koolstofvoorraden in de bodem bedragen gemiddeld voor de vier boomsoorten 207 ton C/ha. Dit getal wijkt af van wat in diverse andere publicaties wordt genoemd. Dit komt voor een groot deel doordat in deze studie ook de laag van 30 - 100 cm is meegenomen, terwijl andere studies veelal tot 20 of 30 cm diepte gaan.
Het grootste deel daarvan, 90 ton C/ha zit in minerale bovengrond van 0-30 cm, terwijl 77 ton C/ha in minerale ondergrond van 30-100 cm zit. De gezamenlijke voorraad in de humuslaag is gemiddeld 40 ton C/ha, waarvan 23 ton in de LF en 17 ton in de H-laag. De minerale bodem blijkt dus een belangrijke opslag van koolstof.
Het verschil in totale voorraden is betrekkelijk klein tussen de boomsoorten. In het algemeen is het zo dat een bos meer koolstof vast legt in de bodem naarmate het productiever is. Een gezonde bodem, productieve soorten en een gesloten bos met meerdere lagen kan daar aan bijdragen. Gemiddeld zijn de voorraden het hoogst bij Douglas, wat vooral komt door hoger dan gemiddelde voorraden in de LF-laag en de minerale ondergrond (figuur linksonder). Bij grove den zijn de voorraden gemiddeld het laagst, door lager dan gemiddelde voorraden in de minerale grond. Humuspodzolen hebben duidelijk hoger C-voorraden dan de andere twee bodemtypen, wat komt door verschillen in voorraad de minerale bodem (figuur rechtsonder).
De voorraden lijken te zijn toegenomen ten opzichte van de metingen in 1990, vooral bij grove den en Douglas. Bij eik zijn de voorraden in de FLH-laag gemiddeld afgenomen. In diverse eikenopstanden zijn wroetsporen van zwijnen aangetroffen, die wellicht een rol spelen bij de dunnere LFH-laag. De analyse hiervan moet echter nog verder uitgewerkt worden. Daarbij dient goed gekeken te worden naar de weging van bodemtypen per boomsoort.
In 2021 wordt bemonstering uitgevoerd bij beuk, lariks, fijnspar en bossen op kleigronden. Een update van dit artikel met de resultaten daarvan volgt.
Achtergrondinformatie
De Jong, Anjo, S.P.J. van Delft en C.M.A. Hendriks, 2023. Koolstof en nutriënten in bosbodems; Resultaten bemonstering 2020-2021.