Bosuitbreiding

Vanuit de Bossenstrategie wordt naast het weerbaarder maken van bestaande bossen ook de ambitie uitgesproken om in Nederland in 2030 10% meer bos (lees: bos en bomen) gerealiseerd te hebben. Bosuitbreiding wordt gezien als een zeer effectieve klimaatmaatregel. De bijdrage van bosuitbreiding aan het vergroten van de hoeveelheid CO2-vastlegging door bos kan groot zijn (~400 ton CO2/ha over een periode van 50-60 jaar) op gronden die voor uitbreiding weinig CO2 in de bodem opgeslagen hebben.

Grond is echter schaars in Nederland en wordt intensief gebruikt. De grondprijs is hoog. Bosuitbreiding op landbouwgrond kan tot gevolg hebben dat de bestemming van de grond verandert van ‘agrarisch’ in ‘bos’, wat waardevermindering van de grond tot gevolg heeft. Bosuitbreiding is daarom niet op alle gronden even geschikt of gewenst. Kansen voor bosuitbreiding zijn in Nederland vooral dáár aanwezig waar slimme combinaties van bosuitbreiding met andere functies mogelijk zijn. Bijvoorbeeld door de aanleg van Tiny Forests in stedelijk gebied of functiecombinaties met bijvoorbeeld waterberging of als agroforestry. Door het maken van functiecombinaties kunnen bomen worden ingepast in het bestaande landgebruik. Dat kan in allerlei verschillende vormen. Onderaan deze pagina vindt u een overzicht van allerlei verschillende bostypen die kunnen worden aangeplant of spontaan kunnen ontstaan.

Interessante opties

Kansrijke gronden voor bosuitbreiding zijn gronden met relatief lage grondprijzen, gronden waar op dat moment geen bestemming voor is en bovenal gronden die van zichzelf een lage CO2-opslagcapaciteit in de bodem hebben. Ook die gronden die al bestemd zijn voor uitbreiding van het Natuurnetwerk Nederland kunnen heel geschikt zijn. Het NNN heeft als doel om de achteruitgang van de biodiversiteit in Nederland tenminste te stoppen en bij voorkeur te herstellen door soorten de mogelijkheid te bieden tot toekomstbestendige populaties te komen en zich te verplaatsen. Daarom is het belangrijk om ook bij een bosuitbreidingsdoelstelling binnen het NNN aan te sluiten bij de bestaande habitats en te kijken naar waar nieuw bos bij kan dragen aan de versterking van de biodiversiteit. Andere vormen van nieuwe permanente bossen zijn bijvoorbeeld voedselbossen op landbouwgrond, bosjes op overhoeken en andere restgronden.

Naast permanente opties kan bosuitbreiding ook bestaan in de vorm van tijdelijke bossen, bijvoorbeeld tijdelijke korte-omloop-bossen voor biomassateelt, tijdelijke natuurbosjes op braakliggende gronden of snelgroeiende populierenbossen die binnen 20-40 jaar een oogstbaar product opleveren.

Bos kan spontaan opkomen, denk bijvoorbeeld aan rivierbegeleidende bossen. Afhankelijk van de doelstelling, en of dit gerealiseerd kan worden met de in de buurt aanwezige zaadbronnen, zal bos spontaan kunnen ontstaan of aangelegd worden. De kosten voor bosaanleg liggen grofweg tussen de 5.000 en 15.000 euro per hectare en zijn afhankelijk van de uitgangssituatie, het gewenste bostype en de aanlegwijze van het nieuw te realiseren bos. Om de kosten voor bosaanleg te dekken kan financiering gezocht worden bij overheden (nationaal, provincies en gemeenten), maar ook bij bijvoorbeeld groenontwikkelfondsen die financiering beschikbaar hebben voor dergelijke groene ondernemingen. Daarnaast kunnen ook private financiers, die eigen doelstellingen voor bijvoorbeeld het compenseren van hun CO2-uitstoot hebben, aangetrokken worden om een financiële bijdrage te leveren om de bosaanplant te kunnen realiseren.

De Bossenstrategie draagt alle provincies op om een plan te maken voor bosuitbreiding in hun provincie. De provincies, die sinds de decentralisatie een belangrijke verantwoordelijkheid hebben voor natuurbehoud- en ontwikkeling, spelen daarmee een belangrijke rol in het realiseren en faciliteren van bosuitbreiding.

Bosuitbreiding kan alleen als dit strookt met het bestemmingsplan van de gemeente. De mogelijkheden voor inpassing verschillen per bostype en ook per gemeente kunnen de regelingen wat wel en niet mogelijk is verschillen. Ga bij het plannen van bosuitbreiding dus altijd na of er vanuit de gemeentelijke bestemmingsplannen geen belemmeringen gelden voor het gebied.

Bosuitbreiding en bomenaanplant kan in veel verschillende vormen worden uitgevoerd. In onderstaande tabel worden enkele bostypen beschreven. Combinaties en variaties van deze bostypen zijn natuurlijk ook mogelijk.

Bomenrij of -laan

Een rij of laan bestaande uit een of meerdere rijen bomen aan één of beide zijden van de weg, kanaal, wijk of meer. Traditioneel bestaat de laan of rij slechts uit één soort van dezelfde leeftijd, vanwege de karakteristieke esthetische eigenschappen van een dergelijke beplantingsvorm. Vanuit klimaatbestendigheidsoogpunt is het overwegen van een gemende bomenrij of laan echter de moeite waard, omdat zo de structuur van de rij/laan behouden blijft wanneer één van de soorten uitvalt.

Bij aanplant wordt vaak gekozen voor laanbomen met een minimale omtrek van 10-12 cm. De bomen staan 5-8 meter uit elkaar waardoor de individuele bomen in staat zijn zich volledig vrijgroeiend te ontwikkelen met een natuurlijke kroonvorm. Indien de rij of laan dicht op de weg is geplaatst wordt aanbevolen de beplanting op te snoeien.

Boomweide

Een boomweide bestaat uit op regelmatige maar ruimte afstand van elkaar geplante bomen met een ondergroei van grassen. Het kronendak is in principe niet gesloten. Een boomweide bestaat traditioneel meestal slechts uit één soort van eenzelfde leeftijd, maar ook hier is het wenselijk soorten of klonen te mengen voor de weerbaarheid van de structuur tegen klimaatverandering.

De horizontale en verticale structuur van de beplanting is traditioneel gezien eenvormig. Boomhoogte, vorm, stam- en kroondiameter zijn voor elk exemplaar nagenoeg gelijk. In de ondergroei staan grassen en kruiden. Rond de stammen kunnen kruiden die in de halfschaduw groeien staan zoals dagkoekoeksbloem en fluitenkruid. De bomen van een boomweide worden beheerd als solitaire bomen (jaarlijks inspecteren en eens in de vijf jaar snoeien). Door rond de bomen niet te vaak te maaien, ontstaat hier een hogere vegetatie, waar rupsen en andere kleine ongewervelden kunnen overleven.

Bos bij borgen en landgoederen

Deze vorm van bosuitbreiding betreft het herstellen en uitbreiden van landgoederen en (voormalige) borgen. Gekoppeld aan historische routes kan met dit bostype het groene erfgoed van de regio worden uitgebreid. Bossen bij borgen en landgoederen zijn van origine gericht op houtproductie en jacht.

Bos met productiefunctie

Bossen waar gericht beheer wordt uitgevoerd met het doel om (kwaliteits)hout te leveren. Er is in dit bos expliciet aandacht voor houtproductie en houtkwaliteit, maar daarbij wordt ook rekening gehouden met andere functies en de vitaliteit van het bos. De bossen kunnen zowel uit loof- als naadhoutsoorten bestaan. Weerbare productiebossen bestaan uit een menging van soorten.

Deze bossen, dragen ook aanzienlijk bij aan het vastleggen en vasthouden van CO2 omdat er gericht gestuurd wordt op groei en houtkwaliteit. Door de hoge bijgroei wordt jaarlijks veel CO2 opgenomen uit de lucht en het hout van hoge kwaliteit kan gebruikt worden in langjarige toepassingen waardoor de opgeslagen CO2 lang vast kan worden gehouden.

Dorps- en stadsbossen met accent natuur

Bossen nabij dorpen en steden waar minimaal beheer plaatsvindt. De natuur kan hier grotendeels haar gang gaan. Er wordt (vrijwel) uitsluitend met inheemse soorten gewerkt. Afhankelijk van het bodemtype worden bosgemeenschappen aangeplant die hier van nature voorkomen. Het bos kan ook spontaan ontstaan.

Zowel de individuele soorten als het bos in het algemeen vertegenwoordigen een hoge ecologische waarde. Op termijn zijn alle stadia van bosontwikkeling aanwezig en is er veel aandacht voor dood hout. Houtproductie speelt een minimale rol en recreatieve voorzieningen zijn in beperkte mate aanwezig. De focus ligt op biodiversiteit.

Dorps- en stadsbossen met accent recreatie

Bossen nabij dorpen en steden, voornamelijk gericht op recreatie. De aanwezige natuurfuncties zorgen voor een maximale natuurbeleving. Recreatieve aspecten als wandel- en fietspaden voeren de boventoon. Hiernaast is er aandacht voor cultureel erfgoed. Ook natuureducatie is een van de pijlers waarop ingezet wordt. Afhankelijk van het bodemtype worden bepaalde bostypen aangeplant.

Hakhout- of geriefhoutbosjes

Hakhoutbosjes of geriefhoutbosjes zijn vrijliggende elementen in het landschap met een van oorsprong nuttige gebruikswaarde. Geriefhoutbosjes zijn kleine plukjes bos gelegen tussen de weilanden, die door boeren werden aangelegd voor eigen gebruik en houtvoorziening. Hakhoutbosjes werden vroeger aangeplant voor brandhout, als hout voor bezems en hekken en deden dienst als windkering. Hakhout bestaat vaak uit es, els, eik en/of wilg.

Houtsingels en -wallen

Een brede landschappelijk waardevolle afscheiding, vaak ook tussen weilanden, die bestaat uit bomen en struiken. Een houtsingel is een lijnvormig landschapselement van 4 tot maximaal 20 meter breed. Houtsingels lijken veel op houtwallen. Bij een houtwal is er sprake van een opgeworpen wal, waar de beplanting op staat. Voor aanplant van houtsingels en -wallen wordt vaak 3-jarig bosplantsoen gebruikt met een maat van 60-80cm in hoogte. De te beplanten oppervlakte wordt vaak gefreesd voor aanplant. Een plantafstand van 1,5x1,5m wordt geadviseerd, waarbij boomvormers in het midden aangeplant worden en struikvormers aan de randen. Bij aanplant van meerdere soorten is het wenselijk om soorten in groepen van minstens 5-7 stuks aan te planten om te voorkomen dat langzaam groeiende soorten worden overgroeid door snelgroeiende soorten. Bij aanplant wordt zoveel mogelijk gebruik gemaakt van streekeigen plantmateriaal.

Kleine bosjes

Kleine bosjes zijn bosjes van niet meer dan 500 m2 met een grote diversiteit aan veelal vruchtdragende bomen en struiken. Deze structuur- en voedselhotspots, vaak gelegen in een verder meer open landschap, hebben een grote aantrekkingskracht voor bijvoorbeeld vogels, kleine zoogdieren en insecten.  

Knip- en scheerheg

Een knip- of scheerheg is een lijnvormig landschapselement dat regelmatig wordt geknipt of geschoren. De heg vormt een aaneengesloten begroeiing van inheemse struiken en biedt veel beschutting voor bijvoorbeeld kleine zoogdieren en vogels.
Bij aanplant wordt gekozen voor 3-jarig bosplantsoen (60-100 cm), met 4 stuks op één strekkende meter. Afhankelijk van de soort, vorm, functie en eisen die aan de heg gesteld worden, wordt er 2 à 3 keer per jaar geknipt of geschoren.

Knotbomen

Een knotboom is een boom die regelmatig gesnoeid (geknot) wordt op een bepaalde hoogte, vaak tussen de 1 en 2 meter. Door het regelmatig terugsnoeien ontstaat er na verloop van tijd op de stam een knoestige ‘knot’. Deze knotbomen worden vaak in een lijn aangeplant. Veelgebruikte soorten zijn wilg, els en es.

Van oudsher werden deze bomen gebruikt als grensafscheiding en houtleverancier. De knotboom levert tenen (de uitlopers) die voor verschillende doeleinden gebruikt worden, bijvoorbeeld voor vlechtwerk van manden of schotten.

Knotbomen behoren tot de meest karakteristieke beplantingen in het Nederlandse landschap.

Korte-omloop-bossen

Korte-omloop-bossen bestaan uit teelt in bosverband van bomensoorten met snelle groei in relatief korte omlopen. De beplanting wordt eens in de 3 tot 10 jaar vlak boven de grond afgezet, waarna de stobbes weer uitlopen.

Veelal wordt de oogst ingezet als houtige biomassa voor de opwekking van energie. Veelgebruikte soorten zijn wilg, els en populier.

Moerasbos

Moerasbossen komen voor in gebieden met een hoge waterstand. Het zijn gevarieerde bossen, bestaande uit els, berk en wilg met een rijke ondergroei van bijvoorbeeld zwarte bes, grote zegges en moerasvaren. Dit bostype komt voor in beekdalen, laagveen en hoogveen. Vanwege het relatief schaarse voorkomen van moerasbossen in Nederland heeft moerasbos een belangrijke bijdrage aan de biodiversiteit.

Multifunctioneel bos

Bos waar ingezet wordt op de verschillende (maatschappelijke) functies; ecologie/natuur, recreatie en houtoogst. Alle functies zijn min of meer evenredig vertegenwoordigd.

Multifunctionele dorps- en stadsbossen

Bossen nabij dorpen en steden waarbij zowel ecologische en recreatieve functie van het bos als de functie van houtproductie (evenredig) vertegenwoordigd worden.

Natuurbos

Bos waar de nadruk vooral op natuur ligt. Beheer en houtoogst zijn minimaal. De natuur krijgt vrij spel waardoor bos alle ontwikkelingsfasen volledig kan doorlopen, van juveniele- tot aftakelingsfase. Door deze diversiteit in (soorten en) leeftijden heeft het bos een grote ecologische waarde. 

Solitaire bomen

Solitaire bomen zijn vrijstaande bomen die, in tegenstelling tot bomen die in een bos staan, zich volledig vrij groeiend  kunnen ontwikkelen. Met hun brede kroon zijn solitaire bomen daarom kenmerkende elementen in het landschap.

Struweel/struweelhaag

Vegetatie die hoofdzakelijk bestaat uit struiken, met een maximale lengte van circa 5 meter. Struweel kan aan de rand van het bos als mantelvegetatie aangeplant worden om een natuurlijke transitie in het landschap te creëren. Op plekken waar openheid van het landschap, zichtlijnen of (cultuur)historie een belangrijke rol spelen kan struweel uit oogpunt van landschappelijke inpassing een betere keuze zijn dan opgaand bos. Struweel kan ook gebruikt worden als groene afscheiding rondom zonnevelden. Het struweel kan zowel uit lijnbeplantingen als uit vlaksgewijze beplanting bestaan. 

Voedselbossen

Bossen nabij dorpen en steden waar natuur gecombineerd wordt met duurzame voedselproductie. Er worden voornamelijk blijvende soorten zoals vruchtdragende boom- en stuiksoorten aangeplant, vaak met veel verschillende soorten bij elkaar. Een voedselbos kent daardoor een hoge diversiteit aan boom- en struiksoorten. Deze diversiteit zorgt voor een hoge voedselproductie per hectare. Voedselbossen die dicht bij dorpen of steden liggen hebben met deze diversiteit aan vruchtproducerende soorten ook een bepaalde recreatieve waarde.