Uitstellen van de oogst

Laatst bewerkt op: 28-09-2020

Wat houdt het in

Wanneer bos niet meer wordt beheerd blijft het bos doorgroeien en koolstof opnemen uit de atmosfeer, totdat op langere termijn een evenwicht wordt bereikt tussen groei en sterfte. Hierdoor neemt de totale voorraad opgeslagen koolstof in bomen, dood hout, en bodem toe. Dit gaat echter ten koste van de opslag van koolstof in producten, en van de vermeden uitstoot door het gebruik van deze producten. Recent is er een WENR-rapport verschenen over het effect van het uitstellen van houtoogst bij CO2-mitigatie; dat rapport is binnenkort hier te downloaden.

Bijdrage aan klimaatmitigatie

De biomassatoename is sterk afhankelijk van de boomsoort, de leeftijd en de groeiomstandigheden. In de Nederlandse bosreservaten wordt al sinds 1985 onderzoek gedaan naar de ontwikkelingen in het bos na het stopzetten van beheer. Gemiddeld nam over alle steekproefcirkels in de bosreservaten de staande levende voorraad toe met 4,6 m3 per ha per jaar, goed voor een vastlegging van 7,1 ton CO2 per ha per jaar. Dit is 2,6 ton per ha meer dan het gemiddelde van het totale Nederlandse bos, gemeten in de permanente steekproefcirkels van de Nederlandse Bosinventarisatie in de periode 2003-2013. In naaldboomsoorten wordt in de praktijk relatief veel geoogst, waardoor deze maatregel bij deze soorten een groot effect laat zien. Bij de loofboomsoorten is het patroon veel minder duidelijk. Dit komt deels doordat er in deze soorten al minder geoogst wordt en deels doordat bij een aantal soorten het aantal waarnemingen relatief klein is. Daarnaast speelt nog mee dat de bosreservaten bewust op bepaalde locaties neergelegd zijn, bijvoorbeeld op plaatsen waar al lange tijd niet meer beheerd werd, terwijl de bosinventarisatie gebruik maakt van een representatieve steekproef.

In grote lijnen is de verwachting dat bij niet meer beheren de voorraad koolstof in de levende biomassa in eerste instantie zal stijgen, een maximum hoeveelheid zal bereiken en vervolgens zal stabiliseren op een lager niveau. In de beheerde situatie is de voorraad koolstof in de biomassa een stuk lager en vormt een zaagtand curve (bij gelijkjarig beheer). Daarnaast vormt zich een voorraad in de houtproducten, die echter relatief laag is door de vrij lage effectieve levensduur van de producten, vooral door verliezen bij de productie. Bij toepassing van houtproducten in plaats van andere producten met een hogere CO2 uitstoot treedt substitutie op. Dit is een blijvend effect, en het totale effect neemt toe in de tijd naarmate er meer producten gemaakt worden. Op de langere termijn zal dit substitutie effect groter worden dan het verschil in koolstofvoorraad tussen de beheerde en onbeheerde situatie, en is het dus vanuit klimaat oogpunt voordeliger om wel te beheren. Op dit moment is niet te voorspellen op welk niveau en op welke termijn de biomassa en daarmee de koolstofvoorraad in de onbeheerde situatie zich zal stabiliseren. Uit de metingen in de bosreservaten lijkt de accumulatie bij douglas en lariks nog niet af te vlakken en lijkt het aannemelijk dat het meer dan 200 jaar gaat duren voordat de beheerde situatie klimaattechnisch voordeliger is dan de onbeheerde situatie. Ook voor grove den lijkt het compensatiepunt in deze orde van grootte te liggen, maar door successie bij geen beheer is de verwachte ontwikkeling van de biomassa zeer onzeker. Alleen bij beuk lijkt het totale koolstof effect van de beheerde situatie na  50-60 jaar die van de onbeheerde situatie te overstijgen. Dit komt waarschijnlijk deels doordat de bomen bij aanwijzing tot reservaat al behoorlijk oud waren (>200 jaar oude beuken in bosreservaat Pijpebrandje).

 

Bijdrage aan klimaatadaptatie

Door het dichter worden van het bos zal verjonging uitblijven, en is er dus minder mogelijkheid om te sturen op gemengd bos en het inbrengen van nieuwe soorten. Daarnaast kan zelfs ontmenging optreden door verschillen in concurrentiekracht tussen soorten. Dit is wat betreft klimaatadaptatie een negatieve ontwikkeling, omdat juist een divers bos klimaatbestendiger is.

Kosten en baten

Wanneer de situatie in een bosreservaat vergeleken wordt met een beheerd bos, dan zijn er geen extra kosten, maar wel gederfde inkomsten. Die gederfde inkomsten kunnen geschat worden uit misgelopen inkomsten uit houtoogst. . Gemiddeld genomen is bij particuliere eigenaren de opbrengst van houtverkoop €127 per hectare, maar dit hangt sterk af van de boomsoort, het sortiment en type kap dat toegepast zou worden. In de voorbeeldprojecten zijn cijfers te vinden voor specifieke situaties.

Overige effecten

Door het uitstellen van oogst neemt de hoeveelheid dood hout in het bos toe. Dit is gunstig voor soorten die direct of indirect afhankelijk zijn van dood hout, zoals paddenstoelen, bepaalde insecten en spechten. Zo werd er in 2002 in bosreservaat ’t Leesten een nieuwe paddenstoelensoort voor de wetenschap ontdekt.

Uitstellen van oogst heeft in sommige bostypes echter ook als gevolg dat het bos donkerder wordt, waardoor met name de kruidvegetatie achteruit kan gaan en zelfs geheel kan verdwijnen.

Aandachtspunten en risico’s

Het grootste risico van deze maatregel is de kwetsbaarheid voor natuurlijke verstoringen. In het bos ligt een grote voorraad koolstof opgeslagen die vrij kan komen bij bijvoorbeeld brand, storm, of in geval van een insectenplaag. Bij strikte bosreservaten zal het dode hout blijven liggen en nog tot enkele tientallen jaren als koolstofvoorraad blijven dienen. In andere gevallen kan besloten worden te ruimen, zodat het hout alsnog kan dienen als grondstof. Ook kan het uitstellen van oogst leiden tot opstanden met minder menging, omdat bepaalde soorten zoals beuk en Douglas een grotere concurrentiekracht hebben.