Handmatig aanplanten van bosplantsoen

Laatst bewerkt op: 25-01-2023

Wat houdt het in

Introductie

Nieuwe generaties bos kunnen op verschillende manieren tot stand komen. Het kan spontaan ontwikkelen via natuurlijke ontwikkeling of via het zaaien van zaad, maar je kan ook plantsoen planten. In onderstaande video en in deze begeleidende tekst gaan we het hebben over het handmatig planten van bosplantsoen. Goed planten is belangrijk om te voorkomen dat het plantsoen niet of slecht aanslaat waardoor het plantwerk opnieuw moet gebeuren, met alle kosten van dien.

 

Voordat je bomen gaat aanplanten is het belangrijk om goed na te denken over welke boomsoorten je gaat gebruiken. Bomen zullen immers alleen goed groeien als ze op geschikte groeiplaatsen staan. Ook de gevolgen van klimaatverandering en de hoge stikstofdepositie zijn van invloed op de boomsoortenkeuze. Daarnaast is de genetische herkomst van het plantmateriaal van belang. De herkomst bepaalt deels in hoeverre de boom is aangepast aan het klimaat en de vatbaarheid voor ziekten en plagen en gevoeligheid voor vorst. Voor Nederland geschikte herkomsten staan op de Rassenlijst Bomen. Kijk ook eens naar de maatregel boomsoortenkeuze.

Naast de keuze van boomsoort en herkomst, moet ook een keuze gemaakt worden over het type plantmateriaal en de maat. Je kan bijvoorbeeld kiezen voor ‘veren’. Dit zijn uit zaad gekweekte (loof)bomen met een doorgaande spil en een lengte van minimaal 150 centimeter. Daarnaast kan ook gebruik gemaakt worden van regulier bosplantsoen, waarbij we 2 typen onderscheiden: plugplantsoen en naaktwortelplantsoen. Plugplantsoen is plantsoen waarbij de wortels in een kleine hoeveelheid substraat zitten. Naaktwortelplantsoen is plantsoen waarbij de grond van de wortels is verwijderd en de wortels dus bloot zijn komen te liggen (Jansen & Boosten, 2017).

Een veer (links), plugplantsoen (midden) en naaktwortelplantsoen (rechts)

De keuze voor type plantmateriaal hangt af van de aanplantlocatie en de omstandigheden daar. Veren worden vaak toegepast als er groter (robuust) plantmateriaal nodig is, bijvoorbeeld bij hoge onkruiddruk of wilddruk, en zijn duurder dan bosplantsoen. Over het algemeen wordt er voor bosplantsoen gekozen. Plugplantsoen heeft vaak een hoger slagingspercentage en betere groei na aanplant dan naaktwortelplantsoen, behalve op rijke gronden, zoals kleigronden, waar plugplantsoen vaak kansloos in concurrentie met bijvoorbeeld braam en brandnetels. Daarnaast is plugplantsoen maar voor enkele boomsoorten leverbaar. Naaktwortelplantsoen is het meest gangbare plantmateriaal en is in grotere afmetingen en voor meer soorten leverbaar. Deze instructie richt zich dan ook voornamelijk op het handmatig aanplanten van naaktwortelplantsoen.

Bij de maat van plantsoen is het uitgangspunt vaak: “zo jong als mogelijk, zo groot als nodig”, omdat jonger plantsoen over het algemeen beter aanslaat. Als de onkruidconcurrentie groot is, kan beter gekozen worden voor groter, en dus ouder, plantmateriaal dat sneller boven de concurrerende vegetatie uit zal groeien. Op locaties met weinig tot geen concurrentie kan eventueel eenjarig plugplantsoen of tweejarig naaktwortelplantsoen gebruikt worden. Voor andere situaties is het advies twee jarig plugplantsoen of driejarig naaktwortelplantsoen te gebruiken.

Beplantingsplan

Leg de locatie, boomsoort- en herkomstkeuze, het type menging, het plantverband en de plantaantallen vast in een beplantingsplan. Op die manier is voor de planter duidelijk welke boom waar de grond in de moet en voor de toekomst herleidbaar is welke soort en herkomst gebruikt is.

Bestellen en levering van plantsoen

De volgende stap is het bestellen van het plantsoen. Tegenwoordig is er veel vraag naar bosplantsoen, dus bestel op tijd en maak duidelijke afspraken met de leverancier. Bedenk dat er gemiddeld 2 tot 3 jaar zit tussen de oogst van het zaad en de levering van plantmateriaal. Bovendien kan de zaadproductie ook wisselen. Sommige soorten zijn daarom niet altijd direct vanuit ‘voorraad’ leverbaar. Vooral als je minder bekende boomsoorten of specifieke herkomsten wilt toepassen, moet je een of meerdere jaren van tevoren bestellen. Vraag bij de bestelling van plantmateriaal naar herkomsten van de Rassenlijst Bomen zodat je zeker bent van goed plantmateriaal met een bekende herkomst. Mocht je boomsoorten willen planten die niet op de Rassenlijst Bomen staan, kies dan voor een herkomst van een buitenlandse rassenlijst.

Er zijn twee typen herkomsten beschikbaar: autochtone herkomsten en bosbouwkundige herkomsten. Autochtone herkomsten bestaan uit genetisch inheems plantmateriaal van soorten die hier al eeuwen van nature voorkomen en daarmee aangepast zijn aan het Nederlandse klimaat en een hogere bijdrage leveren aan de biodiversiteit. Bosbouwkundige herkomsten zijn vaak geselecteerd op goede stamvorm, groei en vitaliteit en daarmee waardevol voor onder meer de houtproductiefunctie en koolstofvastlegging. Bosbouwkundige herkomsten kunnen natuurlijk ook autochtoon zijn. 

Voer altijd een visuele keuring én een administratieve keuring van het plantsoen uit. Doe dit tijdens de levering van het plantsoen. Eventuele gebreken moeten binnen vier werkdagen schriftelijk worden doorgegeven om aanspraak te kunnen maken op de garantievoorwaarden die gelden voor boomkwekerij in Nederland. Bij de visuele keuring check je of de geleverde partij voldoet aan de kwaliteitseisen. Het makkelijkst is om hiervoor een keuringsformulier te gebruiken (zie onderstaande figuur voor een voorbeeld). Bij de administratieve controle controleer je alle documenten en certificatie rondom genetische kwaliteit en virusvrij en biologische teelt, mits van toepassing. Voor uitleg over het keuren van bosplantsoen, zie de Kennisfilm; Controleren vracht bosplantsoen van Staatsbosbeheer.

Checklist c.q. keuringsformulier voor visuele keuring plantmateriaal. Bron: Jansen & Boosten, 2017.

Kuil het geleverde plantsoen zo snel mogelijk na de keuring van het plantsoen in. Dek het plantsoen direct na het lossen van de vrachtwagen af met wind- en waterdicht zeilen. De kuilplaats kan het beste worden aangelegd op een goed gedraineerde, beschutte en beschaduwde plaats dicht bij de plantlocatie. Indien nodig moet de kuilplaats beschermd worden met wildbescherming. Zorg dat de kuilplaats een goede vochtvoorziening én afwatering heeft zodat de wortels niet te droog, maar ook niet te nat worden. Verder is het aan te raden een kuilplaats te zoeken met losse grond. Kuil het plantsoen schuin in, evenwijdig aan elkaar in greppels. Bij voorkeur liggen deze greppels in een noord-zuidrichting. Laat wat ruimte tussen de verschillende boomsoorten en plaats bij voorkeur een bordje met de soortnaam. Bedek de wortels met minimaal 10 centimeter grond om ze te beschermen. Als je zand aanvoert om een kuilplaats in te richten, zorg dan dat je zoutvrij zand gebruikt.

Wanneer planten 

Het plantseizoen loopt van november tot begin april. Het precieze begin en eind van het plantseizoen is afhankelijk van de gemiddelde temperaturen die de start en het einde van het groeiseizoen bepalen. Het beste kan zo vroeg mogelijk in het plantseizoen (november/december) geplant worden, mits de omstandigheden het toestaan. Zo kunnen de nieuwe planten alvast nieuwe wortels ontwikkelen voordat het nieuwe groeiseizoen begint. Bij felle zon en harde wind, hoge temperaturen van boven de 15°C, vorst of sneeuw mag niet aangeplant worden. Dit om uitdroging of schade aan het plantsoen te voorkomen.

Het plantgat

Wordt het plantvlak gedomineerd door belemmerende vegetatie, zoals braam, kleefkruid of wortelopschot van Acacia of Amerikaanse eik? Verwijder wat de groei hindert en de kroonomvang beïnvloed. Laat de overige vegetatie aanwezig om een kleinschalig en vochtig klimaat te bevorderen om uitdroging te voorkomen. Gras, brandnetels en dergelijke zijn meestal geen probleem.

Neem bij het plantwerk niet meer dan een werkvoorraad van maximaal een halve dag mee, om te voorkomen dat het plantsoen uitdroogt. Dek het plantmateriaal op de aanhanger of in de kruiwagen ook altijd af met een zeil om uitdroging van de wortels te voorkomen.

Er zijn talloze handgereedschappen beschikbaar om plantsoen te planten, elk met zijn eigen voor- en nadelen. Bekende voorbeelden zijn de Rhodener Pflanzhaue, de Pottiputki (alleen geschikt voor plugplantsoen), de plantboor en natuurlijk de schop.

Bij het planten is het belangrijk dat op de juiste diepte wordt geplant. Bij zowel naaktwortel- als plugplantsoen kan de wortelhals het beste bedekt worden met twee à drie centimeter minerale grond, of vier centimeter wanneer inklinking van de bodem wordt verwacht. Graaf het plantgat dus twee tot drie centimeter dieper dan de lengte van de wortels (tot de wortelhals) van het plantsoen. De plant moet volledig in de minerale grond staan en niet in de strooisel- of vegetatielaag. Houd hier rekening mee bij eventuele terreinvoorbereiding. Wanneer de bestaande laag bruin zand op je plantlocatie beperkt is en je snel op geel, wit of een andere kleur zand stuit, is het raadzaam je plantgat extra diep te maken. Zo kunnen de wortels van het bosplantsoen snel de diepte ingroeien en zijn ze minder snel gevoelig voor uitdroging van de bovenlaag. Kijk ook eens naar dit voorbeeldproject waar verschillende plantmethoden worden getest.

De goede plantdiepte en plantwijze geïllustreerd bij plugplantsoen. Bron: Jansen & Boosten, 2017.

Graaf een plantgat dat voldoende groot is om redelijkerwijs het wortelgestel in te verspreiden. Steek hiervoor met je schop in drie scherpe steken voorzichtig de zode los en beweeg hem naar achteren en vervolgens naar voren om de grond los te maken. Schep vervolgens de losse grond uit het plantgat. Let bij het graven op dat de wanden niet gladgesmeerd worden. Nieuwe wortels kunnen immers niet door dichtgesmeerde wanden heen wortelen. Vooral bij natte en klei- of leemhoudende bodems is dit een risico. Hiernaast is het belangrijk de plantgaten niet te lang van tevoren te graven of boren, omdat de wanden van het plantgat dan kunnen uitdrogen. 

Bij kloempen of andere groepsgewijze aanplant maakt een klein kraantje vaak eerst de plantgaten. De grond wordt hierbij losgewoeld en het plantgat gegraven. Hierna wordt het plantsoen handmatig geplant.

Plant in de grond

Stop het naaktwortelplantsoen onderin het plantgat en spreid de wortels in het plantgat zoveel als mogelijk is uit. Op deze manier hebben de wortels voldoende doorwortelbare ruimte. Het is belangrijk dat de wortels naar beneden staan in het plantgat en niet omhoog wijzen of om de stam worden gedraaid. Ook mogen er geen wortels boven de grond uitkomen. Bij boomsoorten met een penwortel is het van belang dat het plantgat diep genoeg is en dat deze wortel niet naar de zijkant wordt gelegd.

De drie hoofdbewortelingstypen van bomen, met een vlakwortelsysteem (links), een penwortelsysteem (midden) en een hartwortelsysteem (rechts). Bron: Den Ouden et al., 2010.

Als je geen toevoegingen in het plantgat wilt toevoegen, vul het gat dan op met een deel van de minerale grond en haal met een lichte schudbeweging de plant iets omhoog boven de juiste diepte. Zo worden alle wortels naar beneden geduwd. Vul het plantgat verder op met minerale grond, zodat het plantsoen op de juiste diepte komt, en druk de grond lichtjes aan zodat de plant stevig blijft staan. Druk de grond niet te hard aan, want dan verdicht de grond. Dit betekent minder zuurstof, vocht en doorwortelbaarheid. Eenmaal bedekt met grond mag er niet meer aan de plant getrokken worden om de diepte te veranderen.

Toevoegingen in of bij het plantgat

Op arme zandgronden wil je soms toevoegingen toevoegen bij bosaanplant. Denk hierbij aan compost en mest. Ook schelpengruis of steenmeel worden weleens toegevoegd bij bosaanplant, maar zijn beiden nog experimenteel en vereisen een goede bodemanalyse voordat het gebruikt wordt. Beide producten zijn ook niet altijd en overal nuttig of wenselijk.

Compost houdt extra vocht vast in droge perioden, stimuleert het bodemleven en zorgt voor een verbeterde structuur in de bodem. Er zijn veel verschillende soorten compost, dus kijk goed wat nodig is voor jouw specifieke aanplantlocatie. Belangrijk is om compost met een keurmerk te kiezen en er voor te zorgen dat deze voldoende is uitgerijpt. De compost kan (afhankelijk van de bestaande grond) bijna 50/50 doorgemengd worden met de aanwezige bruine laag zand. Over het algemeen geldt; hoe meer in volume en hoe dieper aangebracht, des te beter voor de jonge boom.

In sommige gevallen worden aanvullend extra bodemschimmels of bacteriën toegevoegd om het bodemleven verder te stimuleren. Mycorrhiza zijn gezonde bodemschimmels die in samenwerking met de wortels de groei van de boom kunnen stimuleren. Op voormalige landbouwgronden is het raadzaam deze toe te voegen. In bestaande bossen zijn deze meestal wel voldoende aanwezig.

Als afwerking van het plantgat kan nog mulch worden aangebracht. Mulch bestaat uit hout of bladsnippers en het aanbrengen van een laag van 6-7 centimeter is voldoende. Vooral wanneer bomen in het volle zonlicht worden geplant en minder schaduw hebben, is een laag mulch raadzaam. De bodem droogt hierdoor minder snel uit, het bodemleven wordt gestimuleerd en onkruidgroei (concurrentie) wordt gereduceerd in de directe nabijheid van de boom.

Wildbescherming

Als er wild in de omgeving zit, is het belangrijk om voorafgaand aan, of tegelijk met, de aanplant wildbescherming te regelen, ook op de kuilplaats. Voor individuele bomen kunnen individuele beschermingsmiddelen gebruikt worden, zoals plantkokers of netkokers (gaas). Gebruik geen kunststof rolstrips; deze groeien in en vervuilen later je bos. Zorg ervoor dat boomkokers kunnen worden hergebruikt of tenminste worden opgeruimd. Ook kunnen individuele rasters geplaatst worden, of een raster om de hele aanplant. Qua kosten ligt het omslagpunt bij ongeveer 600 bomen per hectare. Als je meer bomen wilt beschermen, is rasteren vaak goedkoper dan kokers.

Voor uitleg over het voorkomen van wildvraat aan bosplantsoen, zie Kennisfilm; Wildvraat aan bosplantsoen voorkomen van Staatsbosbeheer.

Bronnen: 

  • Den Ouden, J., Muys, B., Mohren, F. & Verheyen, K. (2010). Bosecologie en bosbeheer. Acco, Leuven, België. ISBN 978 90 334 7782 9.
  • Jansen, P. & Boosten, M. (2017). Bestellen van bosplantsoen. Handvaten voor de praktijk. (2e, herziene druk). Stichting Probos, Wageningen, Nederland. ISBN 978 90 74277 266. 
  • Jansen, P., Boosten, M., Winterink, A. & Van Benthem, M. (2009). De aanleg van nieuwe bossen. Stichting Probos, Wageningen, Nederland. ISBN 978 90 53453 780.