Bos langs infrastructuur
Wat houdt het in
Huidige wegbeplantingen, vaak in de vorm van bomenrijen, -lanen, singels of smalle bosstroken, worden voornamelijk aangelegd en beheerd met oog op hun esthetische en/of verkeerstechnische waarden. Echter, ook wegbeplantingen kunnen een bijdrage leveren aan klimaatadaptatie en –mitigatie, zowel door het oppervlak aan wegbeplantingen te vergroten door nieuwe aanplant als door het verbeteren van de klimaatprestatie van bestaande beplantingen met gericht beheer. Bij klimaatslim beheer wordt zowel bij de aanleg van nieuwe wegbeplantingen als bij het onderhoud van bestaande wegbeplantingen zoveel mogelijk rekening gehouden met de CO2-vastlegging, en hoe deze CO2 zo lang mogelijk kan worden vastgehouden. Dit heeft invloed op de keuzes die worden gemaakt voor bijvoorbeeld een bepaalde boomsoort of beheersingreep. Daarnaast wordt ook rekening gehouden met de weerbaarheid van de beplanting tegen de effecten van klimaatverandering (bijvoorbeeld droogte, extremere neerslag en toenemende ziekten/plagen).
Nieuwe wegbeplanting
Aanleg van nieuwe beplanting met bomen langs wegen moet zorgvuldig gebeuren. Vaak zijn de bomen de sluitpost van een groter infrastructureel project en worden bomen nog even snel de grond in gedrukt, waardoor veel bomen langs wegen minder vitaal zijn en een matige groei vertonen. Groeiplaatsverbetering door toevoeging van bijvoorbeeld compost en/of mycorrhiza in het plantgat geeft de jonge boompjes een steuntje in de rug bij het aanslaan op de nieuwe groeiplaats.
Vaak zijn de groeiomstandigheden niet optimaal, bijvoorbeeld door het opbrengen van grond voor verhoging van de weg, en drainage om de weg droog te houden. De groeiplaats langs de weg kan dus relatief droog zijn, en toenemende zomerdroogte door klimaatverandering kan deze problematiek verergeren. Let daarom bij de keuze voor boomsoorten voor wegbeplanting op de droogtetolerantie van de soorten. Wat betreft CO2-prestaties kan worden gekozen voor soorten die snel CO2 vastleggen, zoals populier, els, esdoorn, berk of wilg, of juist voor soorten die potentieel hoogwaardige houtproducten met een lange levensduur kunnen opleveren zoals bijvoorbeeld Amerikaanse eik, inlandse eik, zoete kers, robinia of kastanje. Daarnaast kunnen nog andere eigenschappen van belang zijn, zoals zouttolerantie en vermogen om fijnstof te filteren. Een tabel met eigenschappen van bomen is hier te vinden. Hoe dan ook is het verstandig om te kiezen voor een gemengde beplanting in verband met risico spreiding.
Rijkswaterstaat ziet kansen om meer bos aan te leggen langs de ruim 3.000 km Nederlandse Rijkswegen en de circa 300 verzorgingsplaatsen. CE Delft heeft in opdracht van Rijkswaterstaat een maatschappelijke kosten-baten analyse laten uitvoeren. Hierin werd onderzocht of de positieve effecten van de aanleg van 100.000 ha bos langs infrastructuur opwegen tegen de kosten van de aanleg. De belangrijkste conclusies waren dat wanneer de overheid vasthoudt aan een stringent klimaatbeleid (80-95% CO¬2-reductie in 2050) 100.000 ha bosaanleg langs infrastructuur een kosteneffectieve klimaatmaatregel is. Wanneer er wordt uitgegaan van een scenario met een minder stringent klimaatbeleid, dan zouden andere klimaatmaatregelen kosteneffectiever kunnen zijn. Daarbij geldt echter dat bosaanleg toch aantrekkelijker zou kunnen zijn door de positieve welvaartseffecten die eraan verbonden zijn.
In 2019 is er door Rijkswaterstaat opdracht gegeven aan de WUR, landschapsarchitectenbureau H+N+S, Stichting Hout Research (SHR) en Staatsbosbeheer om een onderzoek uit te voeren naar de potentie van houtproductie en CO2-vastlegging langs infrastructuur. Dit heeft geresulteerd in enkele voorbeeldprojecten, die ook in de Gereedschapskist zijn verwerkt.
Bestaande wegbeplanting
In beheer van bestaande wegbeplantingen kan de CO2-vastlegging en weerbaarheid worden vergroot door bijvoorbeeld opengevallen plekken in de beplanting opnieuw in te planten. Door bijplanten wordt de groei op deze plek bevorderd zodat de CO2-vastleggingscapaciteit van de beplanting weer toeneemt. Ook hierbij is het bevorderen van menging een belangrijke maatregel, waarmee voornamelijk de weerbaarheid van de beplanting als geheel wordt vergroot.
Door regelmatig te dunnen wordt de bijgroei geconcentreerd op een kleiner aantal bomen en blijven de overgebleven bomen vitaler. Door bij de dunning bomen te selecteren met een goede stamkwaliteit kan actief gericht worden op de productie van kwaliteitshout, waardoor het mogelijk is producten met een langere levensduur te produceren.
Bijdrage aan klimaatmitigatie
Door een groter areaal aan wegbeplanting te realiseren of door de bijgroei van bestaande wegbeplanting te vergroten kan meer CO2 in wegbeplantingen worden vastgelegd. Door actief op houtkwaliteit te beheren kan de wegbeplanting een hoogwaardig product leveren, waarmee door toepassing hiervan de CO2 langdurig wordt opgeslagen en waarmee bij toepassing in plaats van staal of beton ook CO2 uitstoot wordt vermeden.
De CO2-vastlegging van nieuw bos langs infrastructuur kan echter sterk variëren en hangt af van een aantal factoren. Bij de boomsoortenkeuze kan er geselecteerd worden op snelle groeiers, zoals populier en Douglas. Verder is het bodemtype en de hydrologische staat van het perceel van belang voor de boomsoortenkeuze. Uiteindelijk speelt de beplantingsvorm ook een rol. Wanneer voor een dicht plantverband wordt gekozen, kan er goed gestuurd worden op houtproductie en is de CO2-vastlegging ook het hoogst. Uit oogpunt van bijvoorbeeld zichtlijnen vanaf de weg kan een extensievere beplantingsvorm gewenst zijn, wat een negatief effect kan hebben op de houtkwaliteit. Dit omdat de boom meer gaat vertakken en doorgaans een kleinere takvrije stam krijgt.
Bij het onderzoek naar CO2-vastlegging en potentie voor houtproductie langs infrastructuur is er op enkele locaties bepaald wat de jaarlijkse gemiddelde CO2-vastlegging is in de bestaande beplanting (zie onderstaande afbeelding). Er is duidelijk te zien dat er een sterke variatie is in CO2-vastlegging, met een maximum van 15,7 ton CO2/ha/jr bij snelgroeiende populieren langs de A12 bij Bodegraven en een minimum van 2,2 ton CO2/ha/jr bij grove dennen op knooppunt Zaarderheiken.
Bijdrage aan klimaatadaptatie
Wegbeplantingen kunnen helpen om effecten van weersextremen op te vangen. Bij regenval zorgt een goed ontwikkeld kronendak ervoor dat niet alle neerslag over de weg stroomt, omdat de neerslag door het kronendak wordt opgevangen en gedoseerd via het blad of via de stam naar beneden sijpelt of in het kronendak blijft hangen en vanuit daar weer verdampt. Bij extreme hitte biedt de beplanting verkoeling door beschutting tegen de zon.
Daarnaast zorgen maatregelen als meer menging en meer structuur in de beplanting voor een weerbaardere wegbeplanting. Bij het wegvallen van een bepaalde soort (bijvoorbeeld door essentaksterfte) kunnen de andere soorten de beplanting in stand houden en de opengevallen ruimte benutten.
Overige effecten
De groenstroken langs wegen doen, met name daar waar zich ook een rijke ondergroei bevindt, dienst als stepping stones voor biodiversiteit in het landschap. Voor allerlei soorten biedt de wegbeplanting een mogelijkheid om het verspreidingsgebied te vergroten, wat de weerbaarheid van de biodiversiteit ten goede komt en daarmee het ecosysteem versterkt. Het inbrengen van mengboomsoorten bevordert de biodiversiteit van de groene landschapsstructuren.
Uit onderzoek van de KU Leuven kwam naar voren dat woningen die dicht langs een snelweg liggen gemiddeld 4.2% minder waard zijn dan een vergelijkbare woning die niet langs een snelweg ligt. Dit wordt vooral veroorzaakt door geluidshinder en het uitzicht. Wanneer de bosaanleg de geluidshinder significant reduceert en recreatiemogelijkheden biedt, stijgt de waarde van de woningen in kwestie.
Bosaanleg langs infrastructuur kan daarnaast positieve ecologische effecten hebben. Wanneer er bos wordt aangelegd langs reeds bestaande natuurgebieden, dan kan dit als buffer of stepping stone fungeren. Het zorgt voor beschutting en demping van negatieve effecten van landbouw en verkeer (zoals stikstofdepositie).
Aandachtspunten en risico’s
Bij wegbeplanting geldt dat verkeersveiligheid onbetwist bovenaan staat. Beplanting moet op zo’n manier worden aangelegd dat deze bijdraagt aan de verkeersveiligheid, of op zijn minst de veiligheid niet in de weg staat. Hierbij moet gedacht worden aan een minimale afstand van bomen tot de weg, maar ook aan het gevaar van vallende takken. Regelmatige inspecties van de beplantingen blijven noodzakelijk indien deze zich dicht in de buurt van de weg bevinden. Ook moet voorkomen worden dat de beplanting het oversteken van reeën en herten aanmoedigt, bijvoorbeeld in combinatie met bejaging in de omgeving. Verder is het van belang bij de aanleg zoveel mogelijk rekening te houden met toekomstige exploitatie en onderhoud van de beplantingen.